Voedsel kan dus ook in de koelkast bederven.
De dieren gaan dood en het eten bederft.
Zuurstof laat fruit bederven.
Dat voedsel mag niet bederven.
Het was ondertussen bloedheet en de vis begon te bederven.
De andere twee eieren waren al snel bedorven.
Beschuit, bloem en melkpoeder zijn producten die daarom niet snel zullen bederven.
De mensen moesten er dus op een andere manier voor zorgen dat het eten niet bedierf.
Harde brokjes bederven niet zo snel, dat gaat niet op voor een stukje gekookte kip.
Hoewel voedingsmiddelen in de koelkast minder snel bederven, zijn ze niet onbeperkt houdbaar.
Er worden verpakkingen ontwikkeld waarin de producten minder snel bederven.
Producten die niet meer helemaal vers zijn, bederven sneller dan verse.
Met name gehakt en gemalen rauw vlees bederft erg snel.
Melkproducten, maar ook andere etenswaren, bedierven toen snel als het buiten onweerde.
De melkman die midden in de nacht kwam omdat melk overdag zou bederven.
Bacteriën vermenigvuldigen zich, en producten bederven.
Vis bederft sneller dan bijvoorbeeld vlees.
Vandaar dat deze producten altijd bederven door schimmels.
De ranzige geur en smaak wordt door de (Westerse) consument als ongewenst beschouwd, en het product is bedorven.
Wanneer kan je zien of een product bedorven is en of het gevaarlijk is?
Sterk zure producten zullen ook weer eerder door schimmels bederven, zoals vruchtensappen en zelfs cola.
Als de panne te lang duurt, lopen de temperaturen op en dreigt het voedsel te bederven.
Na het verstrijken van de houdbaarheidsdatum hoeven de producten niet direct bedorven te zijn, maar de kwaliteit gaat wel achteruit.
Bij vis is het nog meer oppassen geblazen, vis bederft al op een normale koelkasttemperatuur (5 graden).
Is het oog hol in het midden, het hoornvlies dof en de pupil grijs, dan is de vis bedorven.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
eten
etenswaar
melk
product
vis
vlees
voedsel
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
snel
voortijdig
bepaling
prepositiegroep
...
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij bederven?
beginnen
dreigen
laten
- subject
- object
- verbum finitum
- bepaling
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets bederft iets
- eetlust
- Buitenaards leven dat groeit in het menselijk lichaam : meer ingrediënten heb je niet nodig om je eetlust te bederven .
- feest
- Ik roep U , en over Uw hoofden heen vele anderen - ook die partijen die voor afschaffing van de Monarchie zijn , zoals GroenLinks , de SP en Leefbaar Nederland - om volgende week het feest niet te bederven .
- feestvreugde
- Ik wil de feestvreugde niet bederven , maar ik moet bekennen dat ik weinig opgetogen ben over dit kampioenschap van Ajax .
- humeur
- Niets , geen onafgewerkte vioolpartij en al zeker geen rinkelende gsm , kon hun montere humeur bederven .
- klimaat
- Uitgerekend de man die ons politieke klimaat voor decennia heeft bedorven , en daar nooit berouw voor toonde , wil voortdurend aantonen dat híj unfair behandeld is .
- leesplezier
- Vele van Vervoorts verhalen laten zich goed navertellen , wat overigens het leesplezier zou bederven .
- plezier
- Een minderheid van kwaadwilligen bederft het plezier van velen .
- pret
- De dreigende onweerslucht kan de pret duidelijk niet bederven .
- relatie
- Een veroordelend Amerikaans vonnis bederft de relaties van het museum met de VS echter grondig .
- sfeer
- Uitpuilende afvalbakken en stinkende toiletten bederven de sfeer en zijn aanstekelijk .
- stemming
- Wat de stemming ook bederft : een dode geit in het zwembad de volgende ochtend .
- uitzicht
- Dat nieuwe gat zal niet alleen het mooie uitzicht bederven , het brengt ook de overlast dichterbij : het afgraven gebeurt met explosieven die een hels lawaai veroorzaken. Én schade .
- verhouding
- Zeker in een tijd waarin partijen draagvlak verliezen , populisme de verhoudingen bederft en de ruimte voor een tegenstem beperkter wordt .
iemand of iets maakt iets minder aangenaam of bevredigend- De vakbonden willen de sfeer nog niet bederven .
- (meer voorbeelden)
- 2iets bederft
- eten
- De dieren gaan dood en het eten bederft .
- groente
- Fruit en groenten die snel bederven , worden pas op het allerlaatste moment geplakt .
- levensmiddelen
- Levensmiddelen bederven niet eerder door schimmels dan door bacteriën , alleen valt schimmelbederf meer op .
- product
- Er worden verpakkingen ontwikkeld waarin de producten minder snel bederven .
- tomaat
- In een te koude omgeving krijgt het zogenaamde ' lage-temperatuurbederf ' eerder kans : op de schil ontstaan dan waterige plekken waardoor de tomaten snel bederven .
- vis
- Vis bederft sneller dan bijvoorbeeld vlees .
- vlees
- Met name gehakt en gemalen rauw vlees bederft erg snel .
- voedsel
- Dat voedsel mag niet bederven .
iets wordt slecht en onbruikbaar door bacteriën, schimmels, enz.- Voedsel kan dus ook in de koelkast bederven .
- (meer voorbeelden)
- 3iets bederft ietsiets veroorzaakt dat iets slecht en onbruikbaar wordt
- "Een rotte tomaat in een kist kan alle andere snel bederven ”, zegt hij .
- (meer voorbeelden)
- 4iets of iemand bederft iemand of iets karakter, reputatieiets of iemand beschadigt het karakter of de reputatie van iemand
- Zo schreef Marcellus Emants in 1878 : „ Al die liefde en die zorgen bederven een kind ."
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe